Het Nederlandse Pensioenstelsel, niet meer relevant genoeg?

#4: Het beleggingsbeleid volgt de risicohouding van de deelnemer.

De kracht van herhaling
In deel 1 van deze blog-reeks, hebben wij gefocust op de kernelementen van ons pensioenstelsel: vandaag en morgen. En in deel 2 hebben wij stil gestaan bij de essentiële onderwerpen van het nieuwe pensioenstelsel. De essentie is vaak verwoord als: het nieuwe pensioencontract wil minder beloven, maar meer waarmaken. Het streven naar nominale zekerheid, dat in de praktijk vaak niet kan worden gerealiseerd, wordt losgelaten. Het nieuwe pensioencontract is een premieovereenkomst, met als uitgangspunt perspectief om een koopkrachtig pensioen na te streven. In deel 3 hebben wij u de belangrijkste begrippen gegeven in het nieuwe stelsel. In deze blog staan wij stil bij het beleggingsbeleid, dat gebaseerd moet zijn op de risicohouding van de deelnemer.

Beleggingen en de rol van sociale partners
Het proces van het beleggingsbeleid onder het nieuwe pensioencontract start bij de totstandkoming van het pensioencontract tussen sociale partners. Fondsbesturen bepalen in afstemming met sociale partners of en in welke mate de deelnemersgroepen beschermd worden tegen het renterisico. Hiervoor kan een

(1) beschermingsrendement worden bijgeschreven dat renteschokken kan opvangen. Dit beschermingsrendement wordt bepaald op basis van de rentetermijnstructuur zoals dat door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd wordt. Na aftrek van dit beschermingsrendement op het behaalde collectieve fondsrendement wordt naar draagkracht het rendement verdeeld over de deelnemers. Fondsbesturen kunnen afwijken van een aantal algemene spelregels in het nieuwe pensioencontract. Een voorbeeld hiervan is dat als men geen voorstander is van splitsing van het renterisico tussen leeftijdsgroepen, men dit vooraf gemotiveerd moet aangeven.Verder moeten (2) fondsbesturen in overleg met sociale partners afspraken maken over hoe je met de solidariteitsreserve invulling gaat geven aan het gestelde doel (intergenerationele risicodeling en bijdrage aan stabiliteit), in het pensioenreglement.

Beleggingen en de risicohouding van leeftijdsgroepen
In het pensioencontract wordt vooraf vastgelegd hoe het behaalde fondsresultaat wordt verdeeld over de deelnemers en hoe de solidariteit binnen en tussen generaties vorm krijgt. Hierbij is er een aantal essentiële elementen die een belangrijk uitgangspunt vormen. Mee- en tegenvallers op de financiële markten en het lang-levenrisico dienen evenwichtig te worden gedeeld tussen alle generaties. Risicodeling blijft een noodzakelijke voorwaarde.

Het fondsvermogen wordt collectief belegd en het behaalde fondsrendement wordt verdeeld over alle gereserveerde vermogens en de solidariteitsreserve. De verdeling vindt plaats op basis van vooraf binnen het fonds afgesproken regels. En weer vormt de risicohouding van de deelnemer, van verschillende leeftijdsgroepen, binnen het fonds een belangrijk uitgangspunt. Meer dan nu het geval is staan kenmerken van de deelnemer en hiermee zijn risicohouding centraal. De spelregels moeten vooraf zijn vastgesteld en de bijschrijvingen van het rendement moet aantoonbaar zijn uit de collectieve beleggingsportefeuille. Uitgangspunt bij de toedeling van rendementen is dat bepaalde groepen hierbij niet op voorhand worden bevoordeeld of benadeeld.

In het nieuwe pensioencontract is het uitgangspunt om het renterisico in beginsel gericht toe te bedelen, rekening houdend met de risicohouding van de verschillende leeftijdsgroepen binnen het fonds. Het beleggingsbeleid tussen jong en oud kan hier rekening mee houden. Immers het hoge risico van jongeren (omdat ze een langere periode voor opbouw hebben) slaat terug op de ouderen. Er moet een splitsing zijn tussen het renterisico voor ouderen en jongeren. De renteafdekking is gebaseerd op het risicodraagvlak dat past bij de betreffende leeftijdsgroep. Door deze wijze is het volgens de ontwerpers van het pensioenakkoord uitlegbaar waarom er een bepaald rendement is dat past bij een bepaalde risicohouding.

Beleggen en het belang van scenario’s
Er moet een uniform systeem komen met een juiste balans tussen toekomstig verwacht rendement en de bijbehorende risico’s. Om dit te realiseren zijn er verschillende varianten van scenariomanagement aanwezig. Zo zullen met regelmaat de sociale partners moeten toetsen of de premie passend is, gegeven de ambitie van de regeling. Een projectieset van 10.000 scenario’s wordt hier genoemd. Ook voor de fiscale premiegrens, hoeveel premie mag er maximaal worden betaald, wordt aangesloten bij dezelfde set scenario’s.

Beleggen en de solidariteitsreserve
In het nieuwe contract is er sprake van een wettelijk vastgestelde solidariteitsreserve, dit is geen vrijblijvendheid. Fondsbesturen hebben hier een leidende rol en maken in overleg met sociale partners hierover nadere afspraken. In het pensioenreglement moet ten minste zijn opgenomen (1) de wijze waarop het fonds de solidariteitsreserve gaat vullen, (2) regels voor het uitdelen van deze reserve, (3) de omvang van de solidariteitsreserve en (4) de bijdrage aan de risicodeling en stabiliteit tussen de generaties. De regels en reikwijdte zullen door de wetgever ingekaderd gaan worden, echter als hoofdregel geldt dat de afspraken in zijn geheel evenwichtig moeten zijn. De solidariteitsreserve wordt gevuld vanuit twee bronnen. Fondsen kunnen ervoor kiezen om maximaal 10% van de premie in te leggen en aanvullend maximaal 10% van het overrendement. Een combinatie van beide mag ook. De ondergrens van de solidariteitsreserve is minimaal 0% en maximaal 15% van het fondsvermogen. De reserve kan dus niet negatief worden. Deze grenzen worden wettelijk vastgelegd. Verder wordt in wetgeving verankerd dat de uitdeelregels evenwichtig, transparant en vooraf moeten worden vastgesteld. Hiermee wordt een bepaalde mate van willekeur voorkomen. Binnen deze kaders kunnen fondsbesturen en sociale partners voorwaarden stellen die passen bij de aard, omvang en karakteristieken van de sector en het fonds.

Beleggen en netto-profijtuitkomsten
Bij het invaren is er een tweetal waarderingsmethoden. Bij invaren in het nieuwe contract moet primair vastgelegd worden wat de waarde is van de reeds aanwezige pensioenaanspraken en -rechten. Die waarde wordt voor iedere deelnemer overgebracht naar het nieuwe contract. Ook van de ingegane pensioenen wordt de waarde vastgesteld. Deze worden vervolgens direct weer gebruikt voor financiering van de uitkeringen vanuit het nieuwe contract. Uitgangspunt is dat deze transitie als geheel evenwichtig is, inclusief de gekozen invaarmethode en inclusief adequate compensatie voor de overstap op premieregelingen met leeftijdsonafhankelijke premies. Netto-profijtuitkomsten dienen uitlegbaar te zijn rekening houdend met de doelstellingen van het pensioenakkoord. Elk fonds moet daarom een analyse maken waarbij voor alle leeftijdscohorten binnen het fonds het netto-profijt van de (gehele) transitie wordt berekend. De uitkomsten moeten communiceerbaar zijn. Pensioenrechten en -aanspraken die zijn opgebouwd onder het FTK moeten in principe worden overgebracht naar het nieuwe contract (invaren). Pensioenfondsen kunnen daarvoor twee methoden hanteren:

  1. de standaardmethode
  2. ALM (vba-methode)

 

Ad 1: In deze waarderingsmethode wordt een aanwezig tekort of overschot binnen het huidig financieel toetsingskader (FTK) verdeeld door een korting of opslag vast te stellen die gedurende 10 jaar wordt toegepast. Voordeel is dat het pensioenvermogen op een eenvoudige en transparante, maar vooral uitlegbare manier wordt verdeeld over de aanwezige deelnemers. Het nadeel is dat er maar beperkt aansluiting is bij de verdeelregels van het huidige FTK en de karakteristieken van het fonds. Hierdoor kunnen grote verschillen ontstaan ten opzichte van een nauwkeurigere methode.

Ad 2: De ALM-methode beoogt tot een evenwichtige verdeling te komen in termen van netto-profijt waarbij diverse scenario’s in ALM-context het uitgangspunt vormen. Het is algemeen toepasbaar voor alle regelingen. Voor het toepassen van deze methode zijn wel veronderstellingen nodig over toekomstige rentes en rendementen en over invulling van het beleggingsbeleid en herstelmaatregelen. Om onbedoelde verschillen in uitkomsten te voorkomen zullen er waarschijnlijk kaders komen vanuit de wetgever. Uitlegbaarheid vormt hier een grote uitdaging.

In #5: gaan wij in op het transitieplan en transitiepad, als wettelijk kader bij het nieuwe pensioenakkoord.

Disclaimer

Hoewel deze blog met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden AethiQs B.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘AethiQs’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.

7 lessons learned

7 lessons learned

Hoe creëert u het comfort dat u de goede dingen doet, en die ook goed doet?