Het Nederlandse Pensioenstelsel, niet meer relevant genoeg?

#2: Hebben we overmorgen dan wel zekerheid?

De kracht van herhaling
In deel 1 van deze blog-reeks, hebben wij gefocust op de kernelementen van ons pensioenstelsel en waarom wij, terwijl Nederland wereldkampioen pensioen is, toch moeten nadenken over veranderingen van dit stelsel. In deze blog zullen wij ingaan op de essentiële veranderingen van het stelsel. Immers dit stelsel gaat effect hebben op de dag van overmorgen.

 

Uitlegbaar en ethisch
Hoe valt uit te leggen dat er mogelijk gekort moet worden op pensioenen, terwijl de fondsen totaal ongeveer € 1.500.000.000.000 (€ 1.500 miljard) samen hebben? Wij hebben een sterk, maatschappelijk en solidair stelsel dat uitgaat van een goede oudedagsvoorziening. En tegelijkertijd zien we dat er veranderingen zijn (macro-economisch en maatschappelijk) die dit sterke stelsel eroderen. Het vertrouwen in de financiële sector in de breedte is al jaren aan het wankelen en bij dit soort transities naar een ander stelsel is het van groot belang om de uitlegbaarheid en ethiek ook voor ogen te houden, en te denken aan wat overmorgen van belang is op basis van maatschappelijke ontwikkelingen. Een ding is zeker geworden en dat is dat niet veel meer zeker is. Waar beweegt het stelsel zich dan naar toe gezien deze onzekerheden? Wat zijn de elementen die zullen veranderen, rekening houdend met de veranderingen?

 

Het veranderende pensioenlandschap naar overmorgen toe: 2022 – 2026
Pensioenfondsen sturen nu o.a. op basis van (1) rekenrente en (2) dekkingsgraden. De rekenrente weerspiegelt de verdisconteringsfactor van de toekomstige pensioenverplichtingen die op de balans van pensioenfondsen staan. Nominale zekerheid, althans nagenoeg, wordt geborgd door de verdisconteringsfactor gelijk te stellen aan de risicovrije rente. En de dekkingsgraad die geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is en kan worden uitgegeven aan pensioenen. Dit moet op de langere termijn gelijk zijn aan elkaar. Indien dit zo is dan is er sprake van een dekkingsgraad van 100%. Om tegenvallers te kunnen opvangen dient er een buffer aanwezig te zijn. Regel- en wetgeving vereisen dat beleidsmatig wordt gestuurd op de aanwezigheid van deze buffers. Juist deze twee stuurindicatoren, rekenrente en dekkingsgraad, komen te vervallen naar de toekomst toe. Pensioenfondsen hoeven niet langer te sturen op een bepaalde dekkingsgraad, hierdoor ontstaat meer ruimte om het beleggingsbeleid te richten op een zo goed mogelijk rendement, gegeven de risico’s die de deelnemers kunnen en willen dragen.

1: Van zekerheid naar minder zekerheid
De deelnemer in het nieuwe contract krijgt als arbeidsvoorwaardelijke pensioentoezegging een premie toegezegd. Een jaarlijkse vaste pensioenbouw is niet langer het uitgangspunt. In plaats hiervan wordt er een individueel vermogen gespaard en geadministreerd. Op basis van een projectieset van 10.000 scenario’s wordt bezien in hoeverre de premie passend is gegeven de ambitie. Vanaf de pensioendatum wordt gewerkt met een projectierendement om te bepalen hoe hoog de start uitkering zal zijn al dan niet gecombineerd met blootstelling aan beleggingsrisico’s in deze fase. Dit projectierendement zal afhankelijk worden van slimme beleggingen die moeten kijken naar leeftijdsgrenzen. Risicovollere jongeren en veilige ouderen. Dit omdat jongeren een langere periode hebben om rendement te maken. De ambitie blijft 75% en bij 42 jaar zelfs 80% van (vaak) gemiddeld loon maar wordt in het vervolg op basis van inleg en rendement en projectierendement vormgegeven. Het persoonlijk profiel van de deelnemer wordt hiermee essentieel en geen algemeenheden meer.
Wat is uw inzicht in de profielen?

2: Solidariteitsbeginsel staat als maatschappelijke waarde
Het principe van samen de lasten dragen blijft, echter dan op een andere manier, in het nieuwe systeem bestaan. Er komt een solidariteitsreserve die in slechte tijden, afhankelijk van het beleid, kan worden aangesproken. Hierdoor zullen er minder negatieve schokken zijn die in een jaar effect gaan hebben. Verder worden de zelfstandigen zonder personeel (ZZP’er) verplicht onder een arbeidsongeschiktheidsverzekering gebracht. Er komt dus een verzekeringsplicht, waarbij de risico’s gespreid worden en daarmee de betaalbaarheid vergroot wordt. Dit zal door de StvdA (Stichting van de Arbeid) bekeken gaan worden. Hiermee wordt voorzien in de maatschappelijke ontwikkelingen van arbeidsmarkt flexibilisering en het maatschappelijk dragen van dit risico.

3: Geen buffervorming door fondsen
Pensioenfondsen houden nu een buffer aan voor slechte tijden. Dit zal verdwijnen. Er komt hiervoor in de plaats de solidariteitsreserve als hierboven aangegeven.

4: AOW-leeftijd blijft gekoppeld aan levensverwachting, maar minder dan voorheen
De AOW-leeftijd zal in 2020 en 2021, 66 jaar en 4 maanden zijn en voor 2022, 66 jaar en 7 maanden. En in 2024, 67 jaar. En na 2024 geen jaar extra bij één jaar langer leven, maar 8 maanden.

5: Persoonlijker, transparant, flexibeler en inzichtelijker naar risicodraagvlak
Deelnemers krijgen inzicht in hun eigen pensioenvermogen waarbij er geen indirecte subsidie is van jongeren naar ouderen. De toedeling van risico naar leeftijdsgroepen werkt symmetrisch in goede en slechte tijden, rekening houdend met de risicohouding en risicobereidheid en risicodraagvlak van de verschillende leeftijdsgroepen. Resultaat van deze aanpak is dat de impact van het beleggings- en langlevenrisico op het verwachte pensioen min of meer uniform is voor de verschillende leeftijdscohorten. Meer risico betekent zowel een grotere verlaging van het voor de uitkering gereserveerd vermogen in slechte tijden, als een grotere stijging bij positieve ontwikkelingen op financiële markten.

6: Verplichtstelling blijft bestaan
De verplichtstelling om het pensioen bij een sector pensioenfonds onder te brengen blijft bestaan. Dit zal niet vervallen, zoals het er nu naar uitziet. Pensioen blijft een belangrijke arbeidsvoorwaarde.

7: Zware beroepen
Bij de overgang naar deze hervorming van het pensioen is vanuit een maatschappelijk perspectief ook gekeken naar de zware beroepen en de impact van de levensverwachtingen versus uitvoerbaarheid van het beroep op een bepaalde leeftijd. Er komt een fiscale regeling voor deze beroepsgroepen.

8: Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten zullen naar verwachting stijgen doordat waarschijnlijk meerdere regelingen voor bepaalde tijd dienen te worden uitgevoerd.

9: Nabestaanden (weduwen-weduwnaars en wezenpensioen)
Nabestaanden zullen het recht behouden op een levenslange uitkering. Er wordt nu gedacht aan een verzekering die volledig op risicobasis. De hoogte van het pensioen wordt berekend op basis van het salaris en is onafhankelijk van de diensttijd.

10: Robuustere fondsen en kosten voor de license to operate
De kosten die te maken hebben met risicomanagement, compliance en actuariaat zullen niet dalen. Door de toenemende individualisering zal er op een ander niveau naar risico en rendement gekeken moeten worden.
 

In #3: gaan wij in op de belangrijkste termen en begrippen van het nieuwe pensioencontract.

Disclaimer

Hoewel deze blog met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden AethiQs B.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘AethiQs’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.

7 lessons learned

7 lessons learned

Hoe creëert u het comfort dat u de goede dingen doet, en die ook goed doet?

Ga naar de inhoud